Het ritme van de dieren
Het ritme van de dieren
Christien Brinkgreve
Ik loop met Barbara door haar atelier. Dat is een speciale ervaring. Ik ken haar werk goed. Het is mijn zuster, en ik heb haar mijn leven lang meegemaakt, kijkend, tekenend, later beeldhouwend. Altijd dieren. Nu lopen we daar samen, en ik bekijk haar werk met andere ogen: de ogen van de toeschouwer van een omvangrijk oeuvre, niet van de losse stukken die ik soms heb zien ontstaan, in verschillende perioden van haar en mijn leven. En ik kijk nu met een ander doel: om met woorden te vangen wat zij met vormen doet. Zo was de verdeling in het ouderlijk huis: zij het beeld, ik het woord. Dit is de eerste keer dat we het samen laten komen.
We lopen langs vogels, in verschillende vormen en formaten; een grote koet, in één lijn vormgegeven, naast de mus en hartveroverende tortelduifjes. Ik blijf lang staan voor de pinguins en de eendengroepen, kijk naar het lijnenspel van pootjes en nekjes, die door de herhaling een ritme krijgen, een sequentie van beweging, waardoor een soort abstracte ritmiek ontstaat van benen, halzen, poten, die werkt, intrigeert, iets toevoegt aan de vorm van het enkelvoudige dier. Ze experimenteert ook met de structuur van de huid van haar dieren, zoals bij de zeer hanige haan, en de jonge zeekoet, een kuiken nog, met een wollige huid. Van brons, weliswaar, maar toch nodend tot aaien. Tegenover de triomferende haan staat de in zichzelf gekeerde uil. En daarnaast een serie uilskuikens, die vertederen door hun onbeholpenheid. Maar dat is niet de enige emotie die Barbara’s dieren kunnen oproepen. Daar staat een serie padden, ontworpen voor een rozentuin, die als wachters bij een vijver komen te staan: ongenaakbaar, arrogant, heersend.
Hoe verschillend haar dieren ook zijn -deze rondgang maakt me dat weer eens duidelijk-, haar werk heeft een aantal eigen karakteristieken. Haar dieren zijn raak getroffen, in vorm en houding, alsof ze verrast zijn in hun gang en bezigheden. Het is duidelijk dat Barbara al een leven lang goed gekeken heeft naar dieren: hoe ze staan, kijken, bewegen, met elkaar een groep vormen, naar de vormen die dan ontstaan, het ritme van de pootjes, het patroon door de herhaling, de stilering van de bewegingen. De ronde vorm van penningen gebruikt ze met humor en vernuft als omlijning: van een olifantenoor, de staart van een otter, de rug van de pinguin. Ook in het bijna platte vlak werkt de stilering en de ritmiek, op een aanstekelijke vrolijk makende manier. Zo kon je ook naar vormen kijken, en dat werkt door, ook buiten haar atelier. En dat is prettig blik- en geestverruimend.
Ze heeft ook thuis goed gekeken, hoe haar ouders, beide beeldhouwer, aan het werk waren. In formele zin is ze autodidact: ze heeft geen beeldhouwopleiding gevolgd, alleen later enkele cursussen aan de Vrije Academie te Den Haag, maar ze heeft de kunst thuis afgekeken. Ze was van jongsaf aan vertrouwd met het materiaal – klei, steen, gips – en vooral met de instelling om daar iets van te maken. Ze heeft zich als kind al een eigen wereld geschapen – beginnend met de bak met salamanders, zich uitbreidend naar Artis waar zij wekelijks rondzwierf, kijkend, dromend, tekenend. Ook thuis altijd tekenend: paarden, poezen, vogels, het ene na het andere vel, in serie, in een jaloezie verwekkend tempo. Uitkomend bij een eigen rijk van bronzen beelden.
In de kunstenaarswereld heeft ze een buitenstaanderspositie, ze hoort niet bij een bepaalde groep of stroming, al heeft haar werk duidelijk affiniteit met beeldhouwers als Arie Teeuwisse, Pieter d’Hont, Theresia van der Pant. Haar onderwerpen worden haar aangereikt door de dingen die ze ziet en die haar opvallen en bijblijven; dingen om het huis, in de tuin, op reis. Daar gaat ze mee aan de slag, tot het dier goed is getypeerd, in zijn essentie getroffen.
Ik ken haar werk goed. Het is mijn zuster
In Barbara’s werk gaat het eigenlijk niet alleen om de dieren, maar om de band tussen mensen en dieren. Haar dieren geven een gevoel van herkenning en genegenheid. Ze ontroeren. En maken ook vrolijk. Het is geen zwaar en plechtig werk, het is levendig, haar toets is licht, ze treft de dieren met gevoel voor humor.
Ik zie duidelijk waar Barbara verder is gegaan met wat ze van huis uit heeft meegekregen, maar voel tegelijk de vertrouwdheid met de sfeer van het vroegere atelier op de Lijnbaansgracht. De sfeer van vroeger thuis, die we in ons hebben opgenomen en van waaruit we verder zijn gegaan, op een verschillende manier. Maar we herkennen ook veel in elkaars werk. Een intuïtieve manier van werken, reagerend, associërend, vrij impressionistisch. Verwantschap in een afkeer van plechtigheid en verhevenheid, en in de poging om vorm te geven aan de dieren en de mensen om ons heen. Zij in beelden, ik in woorden. Het mooie van haar werk is dat je er steeds naar wilt kijken. En het beet wilt pakken. Het zijn dieren waaraan je gehecht raakt.
Christien Brinkgreve, Amsterdam, 2002